Toen ik als meisje wegliep van huis, realiseerde ik me niet dat daarmee de vuiligheid niet voorbij was. Het voelde als een bevrijding, maar dag na dag, week na week, werd het besef sterker dat nu mijn zusje alle ellende over zich heen kreeg. En dat was ook zo. Vanaf de dag dat ik haar achterliet, werd alle smeerlapperij op haar botgevierd.
Jaren later was ik eindelijk in staat om haar daar weg te halen. Mijn Downmeisje zweeg over wat gebeurd was omdat haar dat toen opgedragen werd en lachte iedere keer als ze me zag. Haar lijfje kwam het brute geweld nooit te boven, maar heel langzaam werd Lieveke weer gelukkig.
Twintig jaar later probeer ik in een klooster mijn angsten te overwinnen. Natuurlijk werd er voor haar gezorgd, maar ze mankeerde zo veel. Niet alleen haar longen, haar darmen, haar gewrichten … in feite was ze zonder mij doodsbang. Haar beschadigde hart kon de spanning niet aan. Terwijl ik in mijn walgelijke herinneringen roerde, stierf mijn zusje. Opnieuw liet ik Lieveke in de steek.
November 2015