Bijzondere omstandigheden maken dat ik deze dag moet doorbrengen met een bijzondere zwijgzame vrouw van ongeveer mijn leeftijd en twee schijnbaar zelfvoldane meiden van zo’n jaartje of zestien, die er geen vijf seconden het zwijgen toe kunnen doen. De ene loenst, de modellenlengte van de ander is nu nog meelijwekkend, volgend jaar zo te benijden. Alsof de situatie op zich niet tot suïcide aanzet, kan ik halverwege deze martelgang mijn telefoon niet meer gebruiken en wordt ons wachten zo nu en dan onderbroken door een omhooggevallen paardendrol. In een hoek van de bedompte ruimte staat een pc. Eerder genoemde meiden kijken filmpjes op youtube. Het volume staat op maximaal.
‘Mag ik even?’ vraag ik dodelijk vriendelijk. Ze deinzen terug. De vrouw laat mij geen seconde uit het oog. Als ik haar vragend aankijk, trekt ze haar fleece deken strak om zich heen, maar ze slaat haar ogen niet neer. Ik de mijne toch maar wel.
Als mijn vriendje online komt, stroomt ergernis uit me, zijn liefde in me. Heel zachtjes draai ik de video die hij me stuurt. Hij danst. Meeslepende zigeunermuziek. Ze stampen, draaien en zweven. Passie! Zelden zag ik zo vrouwelijke vrouwen, maar zeker nooit een man zo mannelijk als de mijne. Mijn hart wordt rustig, mijn onderbuik juist niet.
Maar dan vult blikkerige popmuziek de ruimte.
Loensje kijkt opzij, maar echt heel zeker weet ik dat niet. Lange kijkt me uitdagend aan. ‘Die takkeherrie is niet te harden,’ zegt ze.
Ik sta op, kalm en beslist doe ik drie stappen naar voren.
De deur zwaait open. ‘Jullie vaders zijn er,’ zegt paardendrol.
Als ze met hem meegaan, ontspan ik met moeite. Ik kijk naar de afdrukken van mijn nagels in de palm van mijn hand. Tergend langzaam verkleuren ze van wit naar roze.
‘Mooie muziek,’ zegt de vrouw die tot nu toe zweeg. Ze rilt en nodigt mij naast haar. Haar deken is groot genoeg.
(oktober 2015)