WETEN

Fenne drw 15
Soms, soms, soms, slaat het ineens toe. Dan is het een dag met stil, maar o zo intens verlangen. En dan geef ik er aan toe. Dan droom ik. Ondanks dat hij ongrijpbaar is, immers niet voor mij bestemd. De warme zomerwind blaast hem zo weer weg. Honderd keer draai ik Chasing Cars van Snow Patrol, ‘ons’ liedje. Puur masochisme. Wat als, wat als …

Hoeveel ik ook tegen mezelf preek en praat, wat ik voel, voel ik. Toch? Wat doe ik er aan? Was ik maar niet zo’n dromer. Kon ik zijn ogen maar niet voor me zien, zijn mond, mijn vingers strelend langs zijn kaak, zijn verlangende lijf. Verdween die stem maar uit mijn hoofd, zijn stem die mijn naam fluistert, zoals toen. De herinnering aan zijn vingers op mijn huid, handen die vroegen om meer, zoveel meer, vroegen om mij. En mijn lichaam dat zich voegde, mijn verhitte lijf dat zich schikte naar alles wat het zijne aangaf, omdat het niet anders kon.

Het besef is het moeilijkste. Ik weet het zo goed: hij verlangde net zo hartstochtelijk naar mij als ik naar hem.

Mijn lichaam brandt, schokt, is ongedurig en verlangend, maar haalt het niet bij de gedachten in mijn hoofd.