
Op oudejaarsdag, lang, lang geleden, rende ik zo hard als ik kon. Doodsangst gaf me vleugels. Onderaan de oprit van de A1 moest ik wel stilhouden, de steken in mijn zij waren te heftig om te kunnen blijven vluchten. Tot op mijn huid doorweekt leunde ik met mijn handen op mijn knieën en zoog ik de koude lucht naar binnen. Naast me stopte een kleine auto. Als ik zou rijden, mocht ik mee. Ik had onvoldoende adem om de bestuurder behoorlijk antwoord te geven, maar het leek hem nauwelijks op te vallen. Hij schoof op de passagiersstoel en ik denk dat hij al sliep voordat ik mijn gordel had vastgemaakt.
Ik zette het barrel in z’n 1 en samen lieten we Parijs achter ons. Zijn rustige ademhaling kalmeerde me.
Vlak voor Lille streelde ik steels zijn prachtige krullen. Hij mompelde in zijn slaap. Even na Gent knipperde het brandstoflampje en stopte ik bij het benzinestation. Hij sliep door terwijl ik de aftandse kever voltankte. Ik vroeg me af hoe moe een mens kon zijn. En hoe waanzinnig aantrekkelijk. Ik nam me voor niet steeds naar hem te kijken.
Pas bij Antwerpen blikte ik weer opzij en keek in zijn lachende ogen. ‘Dag mooi meisje, ik ben Sergio. Hoe heet jij?’
Toen wist ik dat ik voor eeuwig van hem zou houden. En daar kreeg ik gelijk in.
‘Zullen we er hier af gaan. Dit is nog net België. Ik sterf van de honger.’
Ik knikte instemmend en stuurde naar rechts. Toen we de afrit verlieten, zagen we de Rijkswacht zich naast de provinciale weg installeren.
‘Alcoholcontrole?’ vroeg Sergio. ‘ Dat kunnen ze beter vannacht doen!’
‘Snelheid,’ antwoordde ik toen in twee “zwaantjes” langs de kant naast hun motor zag staan en waarschuwde een tegenligger door even met mijn grote licht te knipperen. Op het moment dat ik in mijn achteruitkijkspiegel de blauwe bestelbus zag afremmen en omdraaien, hoorde ik Sergio ’Dat was óok politie’ zeggen.
Ik zuchtte diep. ’Typisch, Fenne! Typisch!’ Ik slaakte een oerkreet en trapte het gas onderin.
Wat dóe je?’ brulde Sergio toen ik zo hard als ik kon het industrieterrein opscheurde.
‘Ik heb geen rijbewijs.’
‘Geen rijbewijs? Dio mio! Ik zit al 400 kilometer naast je!’ Zijn stem sloeg over.
Ondanks de schrik schoot ik in de lach. ‘Jij zei toch dat ik moest rijden.’ Ik stuurde de kever tussen twee kantoren door en parkeerde achter het grootste. Sergio knipperde met zijn ogen, schudde zijn hoofd en sloot zijn mond. Hij zuchtte.
‘Maar het ging toch goed?’
Even bleef het stil. Toen schaterde hij het uit.
‘Fenne, je bent een prinses!’ We wisselden van plek. ‘Hoe lang zullen we hier nog moeten blijven?’ vroeg ik terwijl we ver onderuitgezakt naar de steeds weer passerende koplampen keken. De politiebus doorkruiste het industrieterrein en had gezelschap gekregen van zijn collega’s op de motor. Sergio haalde zijn schouders op en trok me tegen zich aan. ‘Kom wat dichterbij voor je doodvriest.’ Ik gehoorzaamde.
‘Che palle!’ De politiebus draaide langzaam het parkeerterreintje op en Sergio nam mijn gezicht tussen zijn handen. Terwijl het zoeklicht door de auto dwaalde, kreeg ik zijn eerste kus. ‘Doe alsof!’ hijgde hij. ‘Zo lijken we een stelletje.’ Het licht hield stil, secondenlang, mijn hart vergat hoe te kloppen. Ik weet niet waardoor veroorzaakt. Sergio of de politie? Toen werd onze auto weer donker. De Rijkswacht vertrok, maar Sergio liet me niet meer los. ‘Principessa!’ Ik was verloren.
zo mooi Fenne.
Het is niet te geloven …
LikeLike