MARGRIETJE

De wonderlijk veilige plek waar ik nu logeer, werd lang geleden gebouwd voor zo veel meer vrouwen dan het handjevol dat er nu verblijft. Steeds weer werd er een vleugel afgesloten toen jaar na jaar de nonnen stierven en novices uitbleven. Ik heb geen rust in mijn lijf en dwaal door de kamers waarvan de deur nog open kan en beland in de bibliotheek.
De wanden zijn bekleed met oude, meest in leer gevatte boeken. Tot op ooghoogte zijn de titels te lezen, daarboven wordt het lastig. Waarschijnlijk is al in geen jaren een non soepel en moedig genoeg geweest om een keukentrapje te beklimmen. Zelfs het spinrag is zwart van stof.

Op het stuk vensterbank tussen de twee hoge ramen tref ik tot mijn verrassing een heel behoorlijke muziekinstallatie. Niet nieuw, dat is duidelijk, maar zo’n twintig, misschien wel vijfentwintig jaar geleden beslist een van de duurdere in zijn soort. Eronder staan een vijftal leren koffers. Ik trek de meest rechtse naar voren, leg hem plat en laat de sloten open springen. Hij zit barstensvol met cd’s. Mijn wijs- en middelvinger wandelen van voor naar achter en ik word steeds enthousiaster. Wat een prachtige collectie! Zonder me af te vragen of het eigenlijk wel is toegestaan, stroop ik de plastic bescherming van de muziekinstallatie, steek de stekker in het stopcontact en druk op ‘Play’. Er gebeurt niets. Met mijn mouw poets ik de contactjes, druk de stekkertjes stevig aan en probeer het opnieuw. Op exact het moment dat Mozart de kamer vult, breekt de zon door. Ik draai het volume omhoog en gooi de ramen wijd open.

De Chesterfield stoel voor het linkerraam is het enige meubelstuk in de ruimte. Met mijn benen onder mijn billen gevouwen pas ik er overdwars precies tussen. Opwaaiend stof dwarrelt in het gouden licht. Terwijl de zijkant van mijn hoofd tegen de rugleuning rust, pulk ik de allerlaatste restjes leer van de leuning. Ik huiver en trek mijn vest wat vaster om me heen. De afgelopen nacht was loodzwaar. Ik hoor prachtige muziek. Vermoeidheid valt als een deken over me heen.

‘Fenne?’
Als ik mijn ogen open, zie ik een van de oudere zusters. Ik heb geen idee hoe ze heet, ik ben zo slecht in namen.
‘Ik hoorde de muziek. Ik had nog wat werk in de moestuin. Zo net voor de winter nog. Het was zo prachtig. Vroeger luisterden we vaak, maar plots werkte het niet meer.’ Haar wijde mouw wappert in de wind al ze haar arm door het raam steekt. ‘Ik heb deze voor je meegebracht.’
De blik in haar ogen ontroert me. Warmte stroomt door me heen als ik de groen met bruin gespikkelde appel van haar aanpak.
‘De muziek werkt weer, zuster.’
‘Je bent een zegen, Fenne,’ zegt ze en ik voel dat ik bloos.
‘Luisterde u alleen klassieke muziek, sœur ?’ vraag ik. Ik weet me niet zo snel een houding te geven.
‘Meestal,’ zegt ze en mijn mond valt haast open. Recht voor mijn neus zie ik een tachtigjarige non giechelend naar woorden zoeken. ‘Op zondagmiddag luisterden we wel eens naar een LP. Ze staan daar in de kast.’ Ze wijst. ‘Maar de platenspeler marcheert niet meer. Dat is zo jammer. Ik hoorde Louis Neefs erg graag.’ Haar rimpels lijken te verdampen.
‘Margrietje?’ vraag ik.
De oude zuster bloost tot achter haar oren.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s