KERSTKOU

 

Harde wind laat mijn zo goed bedoelde kerstverlichting zwiepen in de wind. Door wollen mutsen en shawls gecamoufleerde fietsers haasten zich naar huis. Verderop ontwijkt een huppelend meisje zigzaggend de diepe plassen. Op haar blonde krullen danst een met bont omzoomde rode muts. Het doet me niets. Een man steekt zijn gebalde vuist als opspattend regenwater hem doorweekt. Hij schreeuwt de gehaaste automobilist een verwensing na en grijnst verontschuldigend als onze blikken elkaar kruisen. Onverschillig haal ik mijn schouders op. Zijn glimlach bevriest. Met mijn handen op de sponning en mijn voorhoofd tegen het koude venster gedrukt, kijk ik hem na. Hij verdwijnt. Zoals alle mannen voor hem.
Mijn staren wordt slechts onderbroken door het gestaag vullen van mijn glas. Troost schenkt het niet. Ik huiver en trek mijn vestje vaster om me heen. Al stook ik het hierbinnen nog zo warm, de kilte in mijn hart is niet te verdrijven. Hoe lang ik hier nog blijf staan, hij komt niet meer.
De schemering valt en ik kan de passanten niet meer onderscheiden. Achter in de kamer klinkt Bach’s ‘Selig ist der Mann’. De troostend bedoelde woorden voelen minstens zo wrang als mijn feestelijk voor twee gedekte tafel. De oven mag wel uit eigenlijk Het ruikt als iets dat veel te lang zacht is opgewarmd. Net als wij misschien. Ik heb sowieso geen trek meer.

Als ik veel te onstuimig het gordijn sluit, verlies ik mijn wankele evenwicht en glipt het glas uit mijn hand. Ik neem het opzichtige kerststukje, dat vanmiddag bij me werd bezorgd, mee in mijn val. Mijn hoofd knalt tegen de tafel. Het roomwitte vloerkleed zuigt wijn en gesmolten kaarsvet gretig op.
Pas wanneer ik de dennennaalden van het handgeschreven kaartje veeg en een glasscherf zich in mijn handpalm dringt, wellen mijn tranen op. De ongetwijfeld zorgvuldig gekozen woorden op zijn kerstkaart dansen voor mijn ogen. Het maakt niet uit, ik las de woorden waarmee hij afscheid nam al honderd maal. Ik weet het best. Als ik eerlijk ben, veel eerder al. Hij komt niet meer. Nooit meer. Duizelig zak ik terug op het hoogpolige kleed. Warm bloed vermengt zich met rode wijn. Vlammen likken gretig langs de rand. De kou verdwijnt.

 

Plaats een reactie